Je examen afleggen
- Lees de opgave goed. Besteed aandacht aan de instructiewoorden: ‘schrap’, ‘som op’, ‘verbind’, 'omcirkel'…
- Uit de puntenverdeling leid je af welke vragen en antwoorden heel belangrijk zijn.
- Hou de tijd in het oog en verdeel je tijd over de verschillende opgaven.
- Gebruik je kladblad (noteer bv. formules of situeer een vraag in de cursus).
- Schrijf netjes en leesbaar en let op spelling voor elk vak.
- Als je een vraag niet meteen kan oplossen, beantwoord dan eerst de andere vragen. Zo verlies je geen tijd. Markeer de vraag met een kruisje zodat je die zeker niet vergeet. Herneem deze vraag als alle andere vragen beantwoord zijn.
- Overlees vooraleer je je examen afgeeft en controleer daarbij of je alle vragen beantwoord hebt.